Gekke plekken op de HvA: het Dr. Meurerhuis
Hoe goed ken jij de hogeschool? In deze serie nemen we je mee langs de verborgen plekken op de HvA. Deze week zit HvanA in het Dr. Meurerhuis. We bezoeken de atletiekbaan, de zoemende bewoners en het dak.
Pal naast het Dr. Meurerhuis woont nóg een actief volk: de bijen. Hun huis staat aan de zijkant van het gebouw. De bijen kijken uit op een stukje bos en een bruggetje. Ze hebben een huis in een huis. Onder een grote houten overkapping staan twee kleine houten huisjes met een ijzeren dak. De huisjes doen denken aan grote vogelhuisjes. Imker Jessica Loudon verzorgt de bijenvolken die honing maken. Twee keer per jaar kan die honing ‘geoogst’ worden, in mei en in augustus.
Het ijzeren dak kun je optillen om de bijen van dichtbij te bekijken. Onder het dak ligt een zware glasplaat. Eén bij was op het verkeerde moment op de verkeerde plek: die is geplet tussen het glas en de bovenkant van het huisje.
In de huisjes hangen elf honingraten naast elkaar. Daar krioelen de bijen tussen. ‘Het is nu koud, dus de bijen klitten samen in het midden,’ vertelt Jessica. ‘Ongeveer een derde van het volk – zo noem je een groep bijen – gaat dood in de winter.’ En dat is te zien: rondom de huisjes liggen tientallen dode bijen.
Achter de huisjes hangt iets wat nog het meest weg heeft van een slaapzak. ‘We proberen hiermee ’s zomers de wespen op afstand te houden. Die houden namelijk ook van honing. Met deze ingepakte zak denken ze dat andere wespen hun territorium hier al hebben.’
Naast het bijenhuis zijn twee perken aangelegd. Het is nu niet meer dan wat aarde, maar in de zomer groeit hier onder andere ceder, bloesem en rozemarijn. Loudon: ‘Dat zijn planten die bijen helpen met het produceren van honing. Plaats die dus vooral ook in je eigen tuin als je de bijen een handje wil helpen.’
Ketels op het dak
Is het jou ooit opgevallen dat bovenin het trappenhuis een geheim luik zit? Met een speciale stok met een haak kan het luik naar beneden worden getrokken. Via een ijzeren opvouwtrap met veertien treden, die niet helemaal vast zitten, kom je uit bij de ketels die zorgen dat jij na je sportles kunt douchen.
In het ketelhuis waait een wind je tegemoet en klinkt gezoem. ‘De ketels kunnen de elf doucheruimtes en de verwarming in het A-gebouw van heet water voorzien. Onze energierekening is hoog met al die douchende sporters, maar we hebben ook zonnepanelen om deels onze eigen energie op te wekken,’ vertelt Leon Schults. Hij is facilitair coördinator van het Dr. Meurerhuis.
Vanuit de overdekte ketelruimte kun je via een deur het dak op. Zodra we het dak opstappen ruikt het naar frituur. Op dat dak komen de afzuiginstallaties van de kantine en de keuken van het Foodlab op de vierde verdieping uit. ‘De afzuigers voeren de vieze lucht af en voeren verse lucht het gebouw in,’ vertelt Schults.
Het dak is bezaaid met grind, en over een pad van tegels kun je rond het hele dak lopen. Aan de westkant kijk je uit over de sportvelden en de Ookmeerhal. In de verte zie je Schiphol, waar net een vliegtuig opstijgt. In het oosten zie je het Sloterpark en het zuidelijk uitzicht wordt geblokkeerd door hoge woontorens.
Langs de rand van het dak loopt een brede rail, die lijkt op een spoorlijn. Schults: ‘Via deze rail kan een speciale gevelkar over het dak worden gereden. Glazenwassers kunnen daarmee werken, of klusjesmannen die reparaties aan de buitenkant van het gebouw uitvoeren.’
Atletiekbanen
Zin om een sprintje te trekken? Dan kun je op de tweede verdieping van het Dr. Meurerhuis terecht. De vloer van de verdieping wordt gesierd door twee atletiekbanen. ‘De twee banen zijn 60 tot 70 centimeter breed, uiteraard smaller dan echte atletiekbanen,’ vertelt Jacco Bergsma, docent bij Sportkunde.
De banen lopen in een bocht door in het oranje trappenhuis, door de flexruimtes, waar ze weer een bocht maken in de gemeenschappelijke ruimte. De finishlijn ligt in de keuken, recht voor de magnetron.
‘De atletiekbanen zijn een knipoog naar het sportieve karakter van onze faculteit,’ vertelt Bergsma. ‘Net als de statafels, die zijn van oude gymzaalvloeren gemaakt. Ook heeft iedere werknemer een eigen kast met daarop een nummer. Ik had nummer 14, dat was vroeger mijn rugnummer in het honkbalteam.’