Passie: Adriaen is gek op trams

19 oktober 2018
Beeld:

Daniël Rommens | Adriaen Louman

Geplaatst door
Carlijn Schepers
Op
19 oktober 2018

Waarvoor gaan HvA’ers écht door het vuur? Wat hebben ze over voor hun passie en wat moeten ze ervoor laten? Vandaag Adriaen Louman (62, docent hbo-rechten) die gek is op trams.

‘Het begon al toen ik een jongetje van zes was. We woonden in Amsterdam, maar hadden geen auto, dus deden alles met de tram. En als we dan naar familie in Den Haag gingen, zag ik daar weer andere trams. De bellen, de lampen, de nostalgie die er vanaf straalt: het sprak me allemaal enorm aan. Later op de middelbare school vond ik vrienden met wie ik mijn passie voor trams kon delen. Met hen ga ik nog steeds om. We bespraken lijnwijzigingen, welke soorten wagens er waren en we gingen veel op tienertoer natuurlijk.’

‘De tram is het sympathiekste vervoersmiddel. Oud, jong, mooi, lelijk, rijk, arm: iedereen kan erin’

‘Eigenlijk ben ik een omnivoor wat openbaar vervoer betreft: ik vind bussen en treinen ook leuk. Maar de tram is toch wel het sympathiekste vervoersmiddel. Het is laagdrempelig, want voor iedereen geschikt. Oud, jong, mooi, lelijk, rijk, arm: iedereen kan erin.’

‘Ook zijn trams heel milieuvriendelijk, ondanks het lawaai dat ze af en toe geven. En natuurlijk zien ze er prachtig uit. Zeker oude trams met hun rondingen zijn heel mooi vormgegeven. Je kunt echt zien dat erover is nagedacht.’

 

Gelijkgestemden
‘Na de middelbare ontdekte ik dat er een Nederlandse Vereniging voor Belangstellenden in het Spoor- en Tramwegwezen is. Vervolgens kwam ik het tijdschrift D’Amsterdamse Tram tegen en zo begon mijn passie zich steeds meer uit te breiden. Ik ontmoette gelijkgestemden en wilde alles weten van de verschillende wagens: wanneer ze in en uit dienst genomen werden, hun ongelukken, omleggingen, alles.’

 

‘Ook stortte ik me op het fotograferen van trams en ging ik steeds meer dingen verzamelen. Zo heb ik wel honderd bordjes uit trams. Bijvoorbeeld dat je niet mag roken, dat je gepast moet betalen of mijn favoriet uit België: “De wattman niet verstrooien.” Zo noemen ze daar een trambestuurder.’

(De tekst loopt door onder de video.)

‘Eigenlijk pak ik altijd de tram. Vaak kies ik mijn bestemming ook uit op of ik er met de tram kan komen. Kiezen tussen de fiets of de tram is voor mij niet eens een keuze. Ik ga regelmatig eerder weg van huis of ik kom later thuis om nog een extra stukje ermee te kunnen rijden. Elk ritje, elke wagen is weer anders. Vaak herken ik het wagennummer en weet ik precies of een tram bijvoorbeeld een ongeluk heeft gehad of een keer verbouwd is.’


Liefhebberij
‘Natuurlijk heb ik ook nog mijn werk ernaast. Dat is altijd wel een dingetje: de combinatie tussen een baan en de liefhebberij. Soms denk ik: oh ja, dat werken moet er ook nog bij. Maar goed ik moet natuurlijk wel geld verdienen om deze passie te kunnen uitoefenen. Toen ik dertig jaar was had ik een baan bij de Sociale Verzekeringsbank. Maar daar zat ik niet echt op mijn plek. Ik wilde het liefst een juridische baan en een baan als trambestuurder combineren. Dus meldde ik me aan bij het GVB. Helaas dachten ze er daar anders over: het was fulltime of niet.’

‘Ik heb wel tienduizenden euro’s gestoken in mijn tramliefhebberij’

‘Gelukkig kon ik later via een omweg alsnog trams besturen. Ik ging werken op de museumtram. Er was ook een lijn naar Amstelveen, maar ik wilde per se in de stad rijden. Dat mocht. Uiteindelijk kon ik zo alsnog lijndiensten rijden, want het GVB vroeg ons museummedewerkers soms als ze zelf te weinig personeel hadden.’

 

‘Het was mijn ultieme werkervaring toen ik voor het eerst “voor mijzelf” – zo heet dat – op lijn 17 reed. Het was fantastisch! Onbeschrijfelijk! Het gaf een gevoel van vrijheid, verantwoordelijkheid voor de mensen erin, maar ook van macht om zo’n groot ding te besturen. Ik heb ook op lijn 10 gereden. Dat was helemaal het summum, want dat was de oudste tramlijn van Amsterdam.’


Tienduizenden euro’s

‘Ik heb ontzettend veel over voor mijn tramliefhebberij. Het is amper in uren uit te drukken hoeveel tijd ik eraan besteed. En ik denk dat ik er wel tienduizenden euro’s in heb gestoken. Vooral in de vakprints van foto’s, waarvan ik er jarenlang twee per week heb laten afdrukken – à 18 euro per stuk. En ik heb dure camera’s die het altijd moeten doen, ook als het regent of sneeuwt.’


(De tekst loopt door onder de afbeelding.)

Beeld: Adriaen Louman | De ‘gele rups’ (1990): de mooiste Amsterdamse tram volgens Louman

‘Ook mijn vrouw moet veel geduld met me hebben. Zo kan ik gerust een half uurtje weg zijn als we op een terras zitten en ik het niet kan laten nog wat trams te fotograferen. Gelukkig vindt ze dat vaak wel oké en neemt ze dan bijvoorbeeld een boek mee om zichzelf te vermaken.’


‘Soms zegt ze wel: “Is het dan nooit klaar?” En dan zeg ik: “Nee, schat, het is nooit klaar.” Dat begrijpt ze wel. We waren laatst in Basel – echt een prachtbestemming voor trams, met veel lijnen en types – en toen pakte ze zowaar zelf haar camera om er eentje te fotograferen! “Ik heb je goed afgericht,” grapte ik toen. Ik zou echt niet met een vrouw kunnen zijn die trams oninteressant vindt. Die zou mij niet kunnen begrijpen.’

‘Met alle foto’s die ik heb van trams kun je een aardige zolderkamer vullen’

Geschiedenis
‘Inmiddels ben ik geen trambestuurder meer, maar ik voel me nu wel onderdeel van de geschiedenis. Net als de tramlijnen die ik heb bereden, zij ádemen geschiedenis. Tegenwoordig vul ik mijn passie voornamelijk in met het fotograferen van trams. Ik heb meer dan honderdduizend foto’s ervan, allemaal netjes gesorteerd, want anders heb je er nog niets aan. Je kunt er wel een aardige zolderkamer mee vullen.’

‘Mijn foto’s zijn ook gebundeld in mijn inmiddels derde boek over tramlijnen in Amsterdam. Op de voorkant staat uiteraard een “gele rups”, want dat is de mooiste Amsterdamse tram die er bestaat. Ik vind het zo jammer dat er in Amsterdam zo weinig draagvlak is voor het bewaren van mobiel erfgoed, zoals oude trams. Dat is allemaal te duur. Ik ben bang dat er dadelijk niets meer over is van deze prachtige historie. Dat zou doodzonde zijn.’