Techreuzen in het onderwijs: een digitaal dilemma

31 mei 2024
Beeld:

Triki Design

Geplaatst door
Pepijn Kouwenberg
Op
31 mei 2024

Wanneer je studeert aan een hogeschool of universiteit heb je naast schoolboeken en een laptop ook een flink pakket aan onderwijssoftware nodig. Veel van ons klikken vluchtig door de algemene voorwaarden heen. Maar welke data sta je eigenlijk af bij het gebruik van Word, Powerpoint en Teams?

Een van de grootste aanbieders van software in het hoger onderwijs en de maker van software die de meeste studenten gebruiken is Microsoft. Het miljardenbedrijf bekend van diensten als Word, Powerpoint, Windows en LinkedIn. Zeker tijdens de coronapandemie won Microsoft marktaandeel in de onderwijssector, door het veelvuldig gebruik van hun videobel-software Microsoft Teams, waardoor we op afstand konden samenwerken. 


In die periode was het haast ondenkbaar om als student geen gebruik te maken van de software van Microsoft. En laten we eerlijk zijn, de diensten werken over het algemeen goed en belangrijker; goed samen. Daarnaast zijn de programma’s, wanneer ze worden afgenomen door een onderwijsinstelling, vaak gratis of worden aangeboden met flinke korting. Hartstikke fijn, maar is het gebruik van de Microsoft-diensten eigenlijk wel veilig?

 

Reden tot zorg?
In 2021 kwam de overheid met een zogenaamde DPIA, oftewel een Data Protection Impact Assessment. In gewone mensentaal toetst het rijk daarmee of de privacyregels, zoals afgesproken met bedrijven zoals Microsoft, wel werken. Aan de hand van dat document kwamen meerdere lage risico adviezen naar voren, maar ook een hoog risico advies. Die ging vooral over de toegang tot data die opsporingsdiensten in de Verenigde Staten zouden kunnen krijgen via Microsoft. Wat betekent dat concreet? Zou je studierichting bijvoorbeeld kunnen zorgen voor eventuele problemen bij het verkrijgen van een visum naar de VS?

Die data kan inderdaad in handen komen van de opsporingsdiensten van de Verenigde Staten of die van andere overheden, vertelt Jelle Niemantsverdriet, national security officer bij Microsoft, maar voor dat zover is moet er al heel wat gebeurd zijn. ‘Je moet bedenken dat Microsoft twee soorten klanten onderscheidt: particuliere gebruikers en zakelijke klanten. Hogescholen en universiteiten zijn zakelijke klanten en daarvoor gelden behoorlijk strenge regels.’


‘Het kan zo zijn dat een overheid een verdenking heeft van crimineel gedrag van een individu en dan kloppen ze bij ons aan voor inzicht in die data. Het overgrote deel van die aanvragen gaat niet over zakelijke accounts maar over particulieren. Zelfs dan geven wij de data van onze gebruikers liever niet en vragen we overheden initieel om niet bij ons aan te kloppen. Wanneer wij toch data moeten leveren komt dat omdat we daar wettelijk toe verplicht zijn. Er zijn internationale afspraken gemaakt over de middelen die opsporingsdiensten hebben om hun werk te kunnen doen.’


‘Je moet bedenken dat wanneer wij data afstaan, er parallel al een behoorlijk strafrechtelijk proces gaande is. Dat gebeurt echt niet zomaar. We zijn er zelfs zo zeker van dat dit systeem goed werkt, dat mocht een instelling als de HvA een AVG-boete krijgen vanwege data die via ons verkregen is, dat wij die boetes betalen.’

Gegevensbescherming HvA

‘Om inzicht te krijgen in welke data er van je verzameld wordt kan je bij de Hogeschool van Amsterdam een inzageverzoek doen’, vertelt Jan van den Berg, functionaris gegevensbescherming bij de HvA. ‘Sinds 2018 wordt het aantal aanvragen bijgehouden en sindsdien is er een gestage stijging in dat aantal aanvragen te zien. Echt fors zijn de aantallen echter niet. Het aantal jaarlijkse aanvragen voor het inzien of verwijderen van data is ergens tussen de nul en twintig en wanneer je bedenkt dat er bijna 47.000 studenten en 4500 medewerkers rondlopen op de HvA is dat erg weinig.’

Experts zijn er niet gerust op dat de huidige situatie wenselijk is. ‘Het Nederlandse hoger onderwijs is voor negentig procent afhankelijk van Amerikaanse aanbieders, dat is veel meer dan in andere Europese landen’, zegt hoogleraar Media en Digitale Samenleving José van Dijck van de Universiteit Utrecht. ‘Duitsland en Frankrijk maken in veel grotere mate gebruik van eigen software en open source software zoals Nextcloud, uit zorgen voor hun digitale soevereiniteit.’

‘Die afhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven kan echt minder, daar hebben we genoeg voorbeelden van.’ ‘Maar’, zegt Van Dijck. ‘Daar is wel politieke wil voor nodig. De bedrijven hebben naast hun mooie slogans ook serieuze commerciële belangen bij hun rol in het onderwijs. Niet alleen met hun onderwijspakketten, maar ook vanwege het feit dat gebruikers die in het onderwijs in aanraking komen met diensten van techreuzen vaak blijvend gebruik maken van deze diensten. Google bewerkstelligt dit bijvoorbeeld door goedkope Chromebooks aan te bieden, die voornamelijk gebruikmaken van de online diensten van Google. Daarmee kunnen ze klanten aan hun diensten binden omdat ze er al aan gewend zijn geraakt.’

 

‘Om inzicht te krijgen in welke data er van je verzameld wordt kan je bij de HvA een inzageverzoek doen’

SURF
Om te beantwoorden of het wenselijk is dat Microsoft zo’n grote rol inneemt in het publieke bestel, is het goed om eerst te kijken hoe het in Nederland nou precies zit. Hier is het zo dat verschillende universiteiten en hogescholen zelf hun onderwijspakketten kunnen kiezen. Het is dus niet zo dat Microsoft gebruikt moet worden. 


Bij die keuze worden de hoger onderwijsinstellingen gefaciliteerd door SURF, wat je misschien wel kent van hun eigen diensten als SURFfilesender of SURFspot, een plek om met onderwijskorting spullen voor je studie te kopen. SURF onderhandelt de voorwaarden die met software aanbieders als Microsoft worden gemaakt. Volgens SURF gaan zij echter niet over het al dan niet uitsluiten van diensten die door leden worden gebruikt, in hun aanbestedingen.


Tom Hoven, woordvoerder bij SURF, benadrukt dat we de functionaliteit van software als Microsoft niet uit het oog moeten verliezen. ‘Vooralsnog zijn er weinig Europese alternatieven met dezelfde prijs-kwaliteitverhouding als de Amerikaanse alternatieven. Op terreinen waar software van derden tekortschiet of niet aan onze publieke waarden voldoet, ontwikkelt SURF zelf alternatieven.’

 

De overheid
Toch zet de overheid wel in op meer Europese alternatieven voor de diensten van techreuzen als Microsoft. ‘Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vindt het belangrijk dat de publieke waarden bij de inzet van digitale producten geborgd blijven, en dat er een breed aanbod is waaruit instellingen kunnen kiezen’, laat het ministerie weten in een reactie. De overheid doet dit bijvoorbeeld door middel van de Digital Markets Act. Deze Europese wet moet ervoor zorgen dat er goede alternatieven zijn en er zodoende meer concurrentie ontstaat. 


Microsoft zegt daar zelf ook voorstander van te zijn.‘We snappen dat een monopolistische situatie niet wenselijk is en voor een techbedrijf ook niet heel gezond, omdat het risico inderdaad bestaat dat je er op innovatiegebied lui van wordt’, legt Jelle Niemantsverdriet van Microsoft uit. 


De huidige constructie, waarbij onderwijsinstellingen zelf veel keuzevrijheid hebben bij het kiezen van softwarepakketten, maakt het lastig om te controleren of we waar voor ons geld krijgen. Als de baten van gebruiksgemak en goede prijs-kwaliteitsverhouding opwegen tegen de soevereiniteit die je inlevert door vaak met grote commerciële partijen in zee te gaan, dan kunnen we daar als maatschappij een keuze in maken. Zonder inzicht in hoeveel publiek geld er naar dit soort bedrijven gaat is dat echter onmogelijk.

Op individueel niveau is de kans dat jouw data via software bij buitenlandse overheidsdiensten terechtkomt niet zo groot. Ten minste, als je geen criminele activiteiten uitvoert. De maatschappelijke vraag of we in deze mate afhankelijk willen zijn van de onvoorspelbare Verenigde Staten is iets om over na te denken.