Met de jeugd vertrekt ook de ziel uit de stad, ziet onderzoeker Jaap Draaisma
De meeste jongeren wonen een paar jaar in Amsterdam, maar kunnen niet in de stad blijven. Dat is pijnlijk voor de jeugd die zich verbindt aan de hoofdstad en zonde voor de ziel van Amsterdam, vindt Jaap Draaisma, die bij de HvA onderzoekt hoe het werkt en anders kan.
Op de twaalfde verdieping van het Wibauthuis tuurt Jaap Draaisma over zijn stad. Hier kwam de onderzoeker als student te wonen, leefde hij jarenlang in kraakpanden, tuigde hij culturele broedplaatsen op en werd hij sociaal geograaf. Vanaf het HvA-gebouw kan de fanatieke Ajax-supporter aanwijzen waar hij allemaal actief was.
Als geen ander is Draaisma verbonden met de stad. Maar voor jongeren staat die verbinding met Amsterdam onder druk, zo ziet hij. De meeste jonge mensen mogen proeven van het leven in de stad, maar moeten weg zodra ze student-af zijn. Als gastonderzoeker bij het lectoraat Grootstedelijke Vraagstukken vraagt Draaisma zich af hoe dat komt en wat ertegen te doen is. ‘Want met de jeugd vertrekt ook de ziel uit de stad.’
Waarom ben je dit onderzoek precies gestart?
‘Het begon met verwondering. Zeggen we niet altijd dat de stad is dichtgeslibd en de woningmarkt potdicht zit? Nou, de instroom van nieuwe inwoners blijkt gigantisch. In 2021 kwamen er ruim 75.000 nieuwe inwoners bij in de stad. Dat is bijna tien procent van de huidige Amsterdamse bevolking. De vraag is: hoe kan dat?’
‘Het komt omdat het gros na een paar jaar ook weer moet vertrekken. Een van de vondsten uit mijn onderzoek is dat jongeren gemiddeld korter dan drie jaar in de stad wonen. En na hun 27e verdwijnen ze massaal uit de stad: bijna een op de tien gaat zelfs weer bij de ouders wonen.’
Amsterdam is van ‘emancipatiemachine’ tot ‘sorteermachine’ verworden, zoals de titel van je onderzoek luidt.
‘Amsterdam was vroeger nog een plek om je te vestigen, je te “emanciperen”. Je kon hier iets opbouwen, je eigen leven ontwikkelen. Maar nu sorteert Amsterdam veel meer: de stad biedt alleen de allerrijksten een blijvende plek.’
‘Het probleem is de woningmarkt, en dan met name de tijdelijkheid die hier regeert. Amsterdam heeft sinds 2015 gigantisch veel gebouwd om jongeren te huisvesten. Maar in de meeste gevallen gaat het om complexen waar je alleen tijdelijk mag zitten. Ook wordt liefst de helft van de huurwoningen in de vrije sector inmiddels tijdelijk, vaak met contracten voor twee jaar, verhuurd.’
‘De jeugd is de dupe: jongeren moeten vertrekken en kunnen zo niets opbouwen in de stad’
‘De bedrijven die deze woningen verhuren, lopen binnen. Voor een klein hokje kunnen ze de maximale prijs vragen en bij tijdelijke contracten mag met iedere nieuwe bewoner de prijs weer omhoog. De jeugd is ondertussen de dupe: zij moet vertrekken en kan zo niets opbouwen in de stad. Dat moet veranderen: ik wil dat de stad weer rechtvaardiger wordt.’
Stel, ik woon nu op kamers in Amsterdam en volg een studie waar ik straks niet veel mee verdien. Kan ik er vanuit gaan dat ik hier over een paar jaar niet meer woon?
‘Ja, helaas wel. Met de huidige woningmarkt zal je bijzonder goed moeten verdienen, wil je hier blijven wonen. Of een partner hebben en twee keer modaal verdienen, dan kun je misschien iets in de regio vinden. Maar voor de gemiddelde persoon is het eigenlijk haast niet te doen. Mijn tip: zorg voor een groot sociaal netwerk, dat biedt je nog wel eens kans.’
Is het niet ook zo dat een groot deel simpelweg de behoefte niet voelt om hier te blijven?
‘Klopt, een flink deel lijkt er ook minder behoefte aan te hebben. Veel jongeren komen naar Amsterdam en vinden het hier fantastisch, maar weten ook: straks ga ik weer weg, op naar de volgende plek. En dat is natuurlijk hun goed recht.’
‘Ik leef ook niet in de illusie dat iedereen hier maar moet wonen. Dat kan niet, dat hoeft ook niet. Maar jongeren die actief zijn, die zich willen binden of al verknocht zijn aan de stad, moeten hier kunnen blijven. Zelf zie ik schrijnende voorbeelden. Dat een jonge, Spaanse kunstenares naar je toekomt, in tranen, met de boodschap: “Jaap, ik kan hier niet blijven.’
Jij vraagt je ook af wat het doet met het karakter van Amsterdam, dat jongeren hier niet kunnen blijven. Maar wat is er eigenlijk zo erg aan voor de stad zelf?
‘Mijn beeld van Amsterdam is dat van een stad met een heel sterk maatschappelijk leven. Waar mensen allerlei activiteiten met elkaar aangaan, gemeenschappen, initiatieven, clubs en bedrijfjes opzetten met elkaar.’
‘Maar als je je bewoners dwingt om vooral te werken, veel te verdienen en weinig kans geeft om hier te blijven, brokkelt dat maatschappelijke leven af. Want als je er geen tijd voor hebt of weet dat je hier na twee jaar weer weg moet, verbind je je ook minder aan het leven om je heen.’
‘Wie is hier straks nog geworteld? De vraag die dat opwerpt, is ook: wat voor stad willen we zijn?’
‘De negatieve effecten? Het buurt- en verenigingsleven hebben het al heel moeilijk. En wie worden straks de Amsterdamse wethouders, bestuurders en leiders van de toekomst, als de jeugd hier steeds vertrekt? Wie van hen is hier dan nog geworteld? Dat is ook wat mij verontrust. De vraag die dit onderzoek opwerpt, is dan ook: wat voor stad willen we zijn?’
Zelf was je vroeger activist. Je kraakte panden, zat in jongerenbewegingen. Wat vind je, moeten jongeren meer voor zichzelf opkomen als het gaat om hun plek in de stad?
‘Ik denk dat ze dat al steeds meer doen. Jongeren maken zich inmiddels weer om van alles druk. Na de laatste economische crisis in 2008 zag ik echt weer een nieuwe onderstroom van kritisch denken ontstaan bij de jeugd. En het werkt, kijk maar: door het woonprotest staat de wooncrisis op alle agenda’s.’
‘Of het daarmee beter wordt? Ik ben van nature een optimist, dus geloof ik er heilig in dat het op den duur rechtvaardiger voor ze wordt. Met dit onderzoek hoop ik daar wat aan bij te dragen. Want als je weet hoe het werkt, kun je het ook veranderen. Ik hoop dat ze er wat aan gaan hebben.’