Julia juicht – maar werd buitengesloten door het hotel
Vanuit Noord-Brabant gaat Julia Kroonen (21) voor het vierde jaar naar de HvA om te studeren. Terug naar de grote stad, na een lange tijd achter de laptop in haar slaapkamer; Julia schrijft het allemaal op. Deze week is het hotel in Duitsland niet wat ze had gedacht.
Vanavond slapen we op straat. Lekker tussen drugsfanaten, criminelen en daklozen. Misschien lopen er ook wel verkrachters rond. Maar we hebben geen optie. Paniekerig kijken we om ons heen. Wat een klotehotel.
Mijn vader en ik besloten deze zomer samen op vakantie te gaan naar Münster, een stad in Duitsland. We boekten Hotel Kaiserhof. Mijn vader was er razend enthousiast over. De kamer zou voorzien zijn van airconditioning en lag centraal in de stad. Toen we aankwamen, brachten we onze koffers naar boven en bekeken we onze kamer. De inrichting was prima, maar het was er stik- en stikheet. Waar was de beloofde airconditioning?
Het zal allemaal wel, dachten we. Na die lange reis eerst even de stad in om wat te drinken. We bestelden beiden een biertje en praatten enthousiast over de vakantie die ons te wachten stond. Rond elf uur besloten we terug te lopen, want we waren allebei moe.
‘Ons hotel lag dan wel dicht bij het centrum, maar het zat in een buitenwijk waar we alleen maar onbetrouwbare figuren zagen’
Toen ik richting de glazen deuren van het hotel liep, knalde ik er zowat tegen aan. De automatische deuren gingen namelijk niet open. Nog een keer nam ik een aanloopje, maar weer gebeurde er niets. Er was nergens iets van een kastje waar je je hotelpas kon scannen. Het was duidelijk: Hotel Kaiserhof had ons buitengesloten.
Ik raakte meteen in paniek. Ons hotel lag dan wel dicht bij het centrum, maar het zat nog net in een soort buitenwijk waar we alleen maar onbetrouwbare figuren zagen. Mensen die raar uit hun ogen keken, alles bij elkaar schreeuwden en zo gek liepen dat ze vaak tegen iemand opbotsten. De winkeltjes waren volgestouwd met producten en verlicht met zo’n akelig knipperend gloeilampje. Nou, in die buurt moesten wij op de grond slapen. En we hadden niet eens iets van een dekentje bij ons.
Mijn vader stond ook op ontploffen. Die was namelijk in eerste instantie helemaal fan van het hotel. We keken elkaar aan. Wat nu? Ik bestudeerde het pand nog eens en zag een niet-verlicht geel knopje. Het was een bel. Meteen begon ik erop te rammen. Maar ja, omdat het niet verlicht was en we buitengesloten waren, had ik eigenlijk niet het idee dat iemand op zou nemen. Toch hoorde ik ineens iemand van het hotel in het Duits vragen wat er aan de hand was.
Ik kan wel een aardig woordje Duits, maar had helemaal niet bedacht wat ik zou zeggen als er iemand opnam. Het enige wat ik kon zeggen, was: ‘wir können nicht naar binnen!’. Dat begreep de man gelukkig. Hij kwam naar ons toe en deed de glazen deuren open. Ik sprintte naar binnen. Mijn vader vroeg de man nog wat die buitensluiting nou voor onzin was. ‘Het is allemaal goed zo’, reageerde de Duitser. Hè? Daar konden we dus niks mee. Maar gelukkig waren we binnen. Al hebben we wel besloten daar volgend jaar niet meer te overnachten.