‘Je als een lul misdragen op de werkvloer is mensen eigen’
Docent Jacob Eikelboom schrijft elke twee weken een column over het verwarrende leven op en rond de hogeschool. Deze keer analyseert hij het wijdverspreide grensoverschrijdende gedrag op de werkvloer: wat maakt toch dat mensen zich zo naar gedragen?
Een student vertelde een keer dat ze op haar stageplek tijdens de lunch wilde aanschuiven bij een paar collega’s. Eén van die collega’s verzocht haar ergens anders te gaan zitten, want ‘de hoofddoeken zitten aan die tafel.’
Dergelijke discriminatie komt voor op het werk, daar schrik ik niet meer van. Waar ik wel van schrok, was de reactie van die student. Ze deed er heel laconiek over en vond het eigenlijk het vertellen van het verhaal niet waard. Maar je deelt het wel met de klas, daagde ik haar uit. U vroeg toch om een voorbeeld van ongemak, nou dit dus. Ongemak.
In de week na Het Parool-artikel delen collega’s en studenten anekdotes die het verhaal bevestigen
Het verhaal van deze student kwam bij mij op toen ik onlangs in Het Parool een verslag las van de naargeestige werksfeer en grensoverschrijdende incidenten bij de gemeente Amsterdam. Twee afdelingen worden nadrukkelijk genoemd, Wpi en Leerplicht, precies de afdelingen waar veel van onze studenten Sociaal Juridische Dienstverlening stagelopen en werken. Medewerkers worden er gekleineerd, beledigd, buitengesloten, gedwarsboomd en belemmerd in hun groeimogelijkheden, zo valt te lezen. De voorbeelden zijn regelmatig van het niveau van het verhaal van mijn student. Primitief, bijna te idioot om waar te zijn.
Het verhaal in het Parool maakt wat los bij ons op de opleiding. In de week na de publicatie delen collega’s en studenten anekdotes die het verhaal bevestigen. Een paar dingen vallen mij op in al die verhalen die ik lees en hoor.
Zolang je met de stroom mee beweegt, doet wat je moet doen, niet opvalt, geen tegengas geeft of kritische vragen stelt, ben je relatief veilig. De openlijke pesterijen en het tegenwerken treft vooral medewerkers die anders zijn, doen of denken. En drie: er lijkt geen vastomlijnd profiel van daders en slachtoffers te zijn. Het cliché van een witte seniore man die tekeergaat tegen een jonge vrouw met hoofddoek gaat niet op. De verhalen die ik hoor zijn alles behalve zwart-wit, zowel daders als slachtoffers zijn er in alle leeftijden, kleuren, achtergronden en seksen. Je als een lul misdragen op je werk is mensen eigen, zo lijkt het.
Toch meen ik wel een rode draad te kunnen ontdekken in al die incidenten. Macht. Of beter gezegd, misbruik van macht.
Soms zet ik ook als docent mijn macht in: ‘ik wil dat je nu kapt’, ‘afspraak is afspraak’, dat soort oneliners
Ik zag die machtshypothese bevestigd in de reactie van een student toen ik een van mijn klassen het verhaal in Het Parool voorlegde. Veel studenten reageren geschrokken, anderen bevestigend, maar één student reageert instemmend. Ze had stagegelopen bij de afdeling Wpi en is er inmiddels in vaste dienst. De slachtoffers typeerde ze als ‘zeikerds’ en ‘zeurpieten’. De vermeende daders gaf ze groot gelijk. Wpi is de beste werkplek die je je kan wensen en ze voelde zich er helemaal thuis, zo vertelde ze vol overtuiging.
Terwijl ik haar het wangedrag hoorde verdedigen, viel bij mij het kwartje. Zelden zet ik macht als middel in het onderwijs in. Het is een noodgreep, een zwaktebod. Als ik het een keer doe, dan gaat het over vervelend gedrag, een nare toon, deadlines of andere gemaakte afspraken. Ik wil dat je nu kapt met dat geouwehoer, afspraak is afspraak, gewoon inleveren, ook jij, ik bepaal de spelregels, dus geen gedoe, dat soort oneliners.
Sommige studenten gedijen daarbij. Deze student is er ook zo één. Met horten en stoten kwam ons contact op gang, ik had te maken met een boze puber van 25, zo leek het af en toe. Tot ik een keer mijn macht inzette en haar tot fatsoenlijke omgangsvormen en afspraken dwong. En dat op een dwingende toon. Sindsdien ben ik haar beste vriend. Ze werkt hard, ze houdt zich aan afspraken en ze zegt gedag en tot ziens. Sommige studenten, net als sommige medewerkers, bloeien op bij sturing, bij dominantie en bij macht.
Toen ik haar later deze gedachte voorlegde, duurde het lang voor ze snapte wat ik bedoelde. Het inzetten van macht bleek een patroon dat al was begonnen toen ze klein was. Haar wereld bleek ingedeeld in mensen die de baas zijn en mensen die de baas volgen. Degenen die hun eigen koers varen, vormen een risico voor de harmonieuze uniformiteit. De lastposten en zeurpieten, die behandel je dus met minder respect.
Laatst typeerde ik enkele jonge collega’s als kabouters, niet veel later werd ik weggezet als boomer
Weet je, zei ik tegen haar, macht inzetten is een vorm van onmacht. Als je niet voldoende kennis, ervaring of zelfinzicht heb om een ander mee te krijgen, dan grijp je naar een middel dat je enkel hebt door je positie: macht. Macht als middel om jezelf op te blazen ten koste van de ander, door die ander te kleineren of buiten te sluiten. Macht als controlemiddel. Wil je niet ten prooi vallen aan die onmacht, zorg er dan voor dat je veel weet, veel leert, dat je wijs bent en kritisch blijft op jezelf en de ander. Dan ben je niet een baas, maar een autoriteit. En dat is het beste machtsmiddel dat bestaat.
Bent u dan nooit beledigend of onbeschoft naar collega’s, vroeg ze na mijn preek. Zie ik eruit als een monnik, antwoordde ik haar. Laatst typeerde ik enkele junior collega’s als kabouters. Dat is echt onmacht, om collega’s zo weg te zetten. Niet veel later kreeg ik de onmacht-boomerang terug toen ik werd weggezet als boomer. Toen ik daarna naar de wc ging, keek ik toch net iets langer dan normaal in de spiegel. Over mijn autoriteit maak ik mij niet zoveel zorgen, over mijn optrekkende haargrens des te meer.