Hoe het ‘imposter syndroom’ Jordi in de houdgreep heeft
Jordi Frederiks (25) is bijna afgestudeerd als toegepast psycholoog en gaat binnenkort gedag zeggen tegen het studentenleven, wat ook betekent dat hij gedag moet zeggen tegen oude én nieuwe gewoontes. Deze week zegt Jordi hopelijk gedag tegen zijn imposter syndroom.
De afgelopen maanden zaten vol met ‘te’s’. Te weinig tijd, te veel afleiding. Te weinig slaap, te veel stress. Te weinig zekerheid en te veel twijfels of ik het wel goed genoeg doe. Je raadt misschien al waarom: ik ben bezig met mijn scriptie. Een periode die voor veel studenten een behoorlijke achtbaan van gebeurtenissen en emoties is, zo ook voor mij. Gelukkig is de rit bijna voorbij, want over een week is de deadline.
‘Het komt altijd om de hoek kijken als ik het niet nodig heb en ik draag het van jongs af aan al bij me’
Had ik mij beter kunnen voorbereiden op deze rit? Wellicht, maar de consequenties van mijn (gebrek aan) acties parkeer ik even voor nu. Je kunt je namelijk niet helemaal voorbereiden op je scriptie. Er staat altijd wel iets onverwachts op je te wachten. Voor mij waren dat zowel meevallers als tegenvallers, waarbij één tegenvaller een oude bekende is. Het komt altijd om de hoek kijken op momenten dat ik het niet nodig heb en ik draag het van jongs af aan al bij me: het ‘imposter syndroom’.
Voor de mensen die hier niet bekend mee zijn: het imposter syndroom wordt beschreven als een verschijnsel waarbij mensen de lat voor zichzelf ontzettend hoog leggen en hun eigen kennen en kunnen onderschatten. Ik heb dit voornamelijk bij activiteiten die nieuw voor mij zijn. In zulke situaties twijfel ik dan regelmatig of ik wel op het juiste pad zit, of datgene waar ik mee bezig ben goed genoeg is en of ik er wel capabel genoeg voor ben.
Met het werken aan mijn scriptie denk ik dan ook regelmatig: ‘Is deze theorie doorbrekend genoeg om te gebruiken?’, ‘heb ik wel iets aan deze resultaten?’ of ‘zouden mensen hier echt iets van opsteken?’ Op dat soort momenten kan ik dan een lange tijd als een adelaar blijven zweven rond hetzelfde onderwerp, terwijl de tijd verder tikt.
‘Ik twijfel bij nieuwe situaties regelmatig of ik wel op het juiste pad zit, of ik capabel genoeg ben’
Dat heb ik de afgelopen maanden zeker gemerkt. Ik ben zodanig lang bezig geweest met het verzamelen van ‘goede literatuur’ dat ik een extra bestand heb aan literatuur dat inmiddels langer is dan mijn eigen scriptie. Ik zou bijna nog een scriptie kunnen schrijven. Naast de literatuur had het imposter syndroom ook mijn resultaten in een goede chokehold, want ook daar heb ik met een vergrootglas op de gegeven antwoorden geloerd. Ik heb alle antwoorden met elkaar vergeleken, alsof ik zeeën van tijd had. Heb ik er veel van opgestoken? Ja. Was het echt nodig om mijn deelvragen te beantwoorden? Nee.
Ik denk dat ik inmiddels de rol als rondzwevende adelaar los heb kunnen laten. Vorige week benadrukte mijn scriptiebegeleider namelijk hoe weinig tijd er eigenlijk nog was, wat een redelijke wake up call was. Voordat ik het klaslokaal verliet, drukte mijn scriptiebegeleider me nog op het hart dat ik capabel genoeg ben en zij alle vertrouwen in mij heeft. Sindsdien typ ik als een bezetene van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat en ken ik de resultaten van honderden studenten inmiddels uit mijn hoofd.
Het gebrek aan tijd is denk ik misschien wel hét medicijn tegen het imposter syndroom. Dat medicijn heb ik nog een weekje nodig, want 31 oktober is de deadline voor het inleveren van mijn scriptie. Dán heb ik de tijd om de laatste maanden van het jaar te vullen met leukere te’s: te veel avondjes uit met vrienden, te veel films en series kijken, te veel avondwandelingen door de stad en te veel oliebollen eten.