De klas van Asis – Waartaal

28 mei 2020
Beeld:

Lo Andela

Geplaatst door
Asis Aynan
Op
28 mei 2020

Asis Aynan doceert aan de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening en schreef diverse boeken. Elke twee weken neemt hij je mee in zijn belevenissen, verwondering en plezier voor de klas. Deze keer brengt een stageverslag hem terug naar zijn eigen afstuderen.

In mei leggen alle vogels een ei en de studenten die zover zijn ronden hun stageverslag of afstudeerscriptie af.

 

Ik ontving deze week enkele stageportfolio’s ter beoordeling. Na printen waren het dikke pakken papier, waar op elke pagina naar de pijpen van opgestelde rubrics wordt gedanst. Rubrics worden gebruikt om iemands afgeleverde werk in een vakje te plaatsen, waar criteria staan omschreven. De ontworpen antwoordmodellen vergemakkelijken het nakijken, maar het maakt van onze studenten een lange sliert eenheidsworstjes.

 

Luister je deze column liever? Asis leest hem zelf aan je voor.

Tijdens het lezen van een eerste verslag, dacht ik: verdomd, ik heb ook ooit zoiets geschreven. Ik liet het werk voor wat het was en ging door mijn archief. Na niet lang zoeken vond ik het werkje waar ik de studie Bestuurskunde aan de Haagse Hogeschool mee afsloot.

 

Voor ik het ingemaakte mapje opende, wilde ik eerst in de sfeer van die tijd komen. Al snel dreef een herinnering naar boven. Ik woonde met een vriend en een illegale neef in een totaal uitgeblust appartement dat naarstig naar de sloophamer verlangde.

Radeloos sloeg ik met een vuist tegen de betonnen muur en krijste het uit van de pijn

In die tijd leed ik aan wat ik nu slapeloosheid zou noemen. Het waren de jaren van de Twin Towers, Pim Fortuyn en Theo van Gogh: de as van insomnia. Op een tentamenochtend schoot ik met een ademteug wakker. Ik wist het direct: wederom te laat. Radeloos sloeg ik met een vuist tegen de betonnen muur en krijste het uit van de pijn. Mijn neef die op een luchtbed naast mij op de grond sliep, kreunde of het wat rustiger kon.

 

Met deze scène bevond ik mij weer in het toen en sloeg de scriptie open met de titel De weg naar het theater, waarin ik onderzocht hoe het Amsterdamse theaterpubliek gemêleerder te krijgen.

 

Ik las heerlijke wartaal, zoals: ‘Elke groep zal weer zijn eigen gewoontes op een geheel andere manier invullen.’ Ook stond er waartaal in: ‘Ik hoop op een voldoende.’